“Deze mogelijkheid om me een beeld te vormen van kunst door de muziek heeft me altijd al gefascineerd”
De woorden stromen haar lichaam uit met de passie en de betrokkenheid van iemand die het voelen en het beleven van elk moment tot een werk van barmhartigheid maakt. De manier waarop zich als een kunstenares zonder grenzen openbaart als ze spreekt over de muziek in haar leven geeft blijk van een schitterende betovering. Voor de Portugese pianiste Joana Gama (1983) is de wereld de héle wereld. Die is niet beperkt tot de strikte begrenzingen van een opgedeelde visie, gebonden aan een stijl, een mening, een vorm, een context. Haar context is een boek dat ervoor open staat om elk moment nieuwe reizen te kunnen bedenken.
Ze heeft deelgenomen en meegewerkt aan projecten op het gebied van de klassieke muziek, maar ze heeft haar kennis en verbeeldingskracht ook ingezet op het gebied van dans, film, toneel en experimentele muziek. Ze heeft opnames gemaakt voor uitgeverijen als Room40, mpmp, Shhpuma en Pianola.
In 2017 is Joana Gama gepromoveerd aan de Universiteit van Évora op het proefschrift “Interpretatieve studies over hedendaagse Portugese muziek voor piano: het bijzondere geval van evocatieve muziek met Portugese culturele elementen”. In haar loopbaan, zelfs al in haar allereerste schoolopleiding, hebben de piano en het ballet altijd gelijke tred gehouden. In dit interview spreekt ze over haar mateloze passie voor het universum van Satie, de multipele projecten waar ze aan meewerkt en vooral over een passie: de piano, bespeeld zonder belemmeringen of restricties, met een verleidelijke vrije houding.
Deze maand mei zal u in Nederland optreden. Hoe zien die concerten eruit?
Aan het einde van de maand geef ik inderdaad concerten in Nederland. Een ervan in de context van een serie van 13 concerten eind mei in Nederland, een ervan voor Q.-Art. Dit gaat samen met het uitbrengen van mijn nieuwe cd “Reizen binnen mijn land”. Daar staan twee werken voor piano op, een van Fernando Lopes Graça en het andere van Amílcar Vasques Dias. De concerten die ik in Nederland geef zijn van Portugese muziek.
Kunt u daar meer over zeggen?
Het is een overzicht van werken van Portugese componisten aan wie ik me wijd en in de context van het uitbrengen van deze cd door Grand Piano Records, een uitgeverij verbonden aan Naxos. Ik geef becommentarieerde concerten waarbij ik Portugese werken met muziek van Satie samenbreng. Dat zijn de twee passies waaraan ik me al geruimere tijd wijd. De stukken van Lopes Graça en Amílcar Vasques Dias maakten deel uit van het proefschrift voor mijn promotie in Évora, die ik in 2017 heb afgerond. Ik heb theoretisch en praktisch onderzoek naar de werken gedaan. De becommentarieerde concerten zijn een manier om te delen wat ik erover bestudeerd heb.
Is de Portugese muziek een constante in uw carrière?
Ja. Vanaf het moment dat ik aan de Hogeschool voor de Muziek ging studeren, in 2002, vond ik het erg leuk om mee te werken aan premières van werken. Ik heb veel samengewerkt met componisten. Het gaat erom altijd Portugese muziek te spelen, want de canon van de klassieke muziek bestaat in het algemeen uit muziek uit andere landen. Ik hecht eraan om altijd Portugese muziek in mijn concerten op te nemen.
Maakt de canon van de klassieke muziek het repertoire erg repetitief?
Ja, dat klopt. Ik ging naar de Hogeschool in de overtuiging dat ik een conventionele pianiste zou worden die romantische muziek speelde, maar ik kwam erachter dat dat niet de juiste weg voor mij was.
Wat bracht u tot deze breuk?
Verschillende dingen. Wellicht was het geen bewuste beslissing. Ik werd getroffen door het werken op andere gebieden en door de afwisseling. Nu ben ik pianiste, maar ik werk veel met uitvoerende kunsten zoals dans en theater of film. Doordat ik me met andere kunstvormen bezighield, veranderde ik het soort repertoire dat ik speelde. Ik merkte dat ik het leuker vond om werken in première te brengen. De emotie die ik beleefde bij het voor het eerst spelen van een werk in plaats van weer een interpretatie van een sonate van Beethoven of een nocturne van Chopin, want dat was niet wat ik voelde dat ik kon geven.
Ons gesprek vindt plaats aan de vooravond van de 25e april, de dag waarop Portugal het eind van de dictatuur en de vrijheid herdenkt. Zou de weg die u heeft gevolgd en het repertoire dat u meer interesseert mogelijk zijn geweest zonder die democratische verandering in Portugal?
Daar denk ik vaak aan. Niet alleen met betrekking tot 25 april, maar de politieke en sociale omstandigheden die het me in mijn geval mogelijk hebben gemaakt om te doen wat ik doe. En vooral het feit dat ik een vrouw ben, waardoor mensen vaak niet kunnen doen wat ze willen doen. Het feit dat het kunst is, iets wat niet praktisch is en in veel politieke stelsels niet als noodzakelijk wordt beschouwd. In de Portugese situatie, met Salazar, of als het oude regime aan de macht bleef, zou niets van dit alles mogelijk zijn. Daar denk ik vaak aan en daarom ben ik me er heel bewust van hoe geweldig het is dat ik dit kan doen. Ik probeer mijn dromen na te jagen. Ik heb veel ideeën, veel dingen die ik zou willen doen. Mijn leven is belangrijker dan ik dacht dat het zou kunnen worden.
Waarom?
Toen ik aan het Conservatorium van Braga studeerde was het perspectief dat ik voor me zag, dat ik om me heen zag in een klein spectrum, dat je les ging geven en eventueel, als je geluk had, hier en daar een concert kon geven. Ik ben altijd op mijn intuïtie afgegaan, en probeerde een context te scheppen om mijn projecten te realiseren. Het is goed gegaan, ook omdat ik er veel moeite voor doe. Nu geef ik geen les. Ik ben freelancer. Ik ben gepromoveerd. Ik doe academisch werk, maar als freelancer. Als ik alleen maar pianiste van conventionele recitals wilde zijn, dan was het me vast niet gelukt om alleen daarvan te bestaan. Ik heb een heel brede belangstelling. Wat ik doe is ook heel afwisselend en dat maakt het me mogelijk zo te leven als ik wil.
Hoe krijgt u het voor elkaar om regelmatig samen te werken op het gebied van dans en film?
Dat laat zien hoe gevarieerd mijn leven is. Nu ben ik bezig de partituren van Lopes Graça en Amílcar Vasques Dias te reviseren, die samen met mijn cd worden uitgebracht. Ik zit hele dagen achter de computer om proefdrukken te bekijken, geen tekst, maar muziek. In 2016 heb ik 150 jaar Satie groots gevierd en toen ik eind 2017de cd uitbracht, ben ik aan een nieuw recital met muziek van Satie begonnen, afgewisseld met andere componisten. Daarbij heb ik een concert voor kinderen gedaan, op scholen en met gezinnen. Het is iets wat ik erg leuk vind, mijn liefde voor het werk en het leven van die componist overdragen en ook de passie voor de klassieke muziek doorgeven. Eric Satie is een componist die zich onder de artistieke community van het begin van de 20e eeuw in Parijs mengde. Hij was bevriend met Picasso, met Jean Cocteau. Uitgaand van deze componist kan ik over veel andere gebieden spreken.
Zoals?
Bij de brand in de Notre Dame van Parijs dacht ik eraan dat ik bij veel van mijn concerten over Eric Satie de Notre Dame noem, ik laat ze een tekening van de gevel zien om aan te tonen dat Satie veel van gotische kunst hield en dat hij vaak in de kathedraal ging zitten om de bogen van die ramen te bewonderen. Er zijn dus vast kinderen die het hebben gezien en die zich nu, hoop ik, herinneren dat ik het daarover gehad heb.
Heeft u meer projecten?
Ik heb projecten voor meer experimentele muziek. Ik heb een duo voor piano en elektronica met Luís Fernandes waardoor ik op elektronische muziekfestivals kom. Ik neem als pianiste en vertolkster deel aan stukken voor dans. Ik werk mee aan dansfestivals en ik geef recitals van klassieke muziek, waarvan sommige becommentarieerd. Enkele jaren geleden kreeg ik door dat een van de dingen die me in de muziek aantrekken het feit is dat ik die met andere gebieden kan verbinden. Een van de werken die me gefascineerd heeft was de cyclus “Pelgrimsjaren” van Franz Liszt. Bijna alle andantes van die cyclus verwijzen naar schilderijen of beeldhouwwerken of naar gedichten. Deze mogelijkheid om me een beeld te vormen van kunst door de muziek heeft me altijd al gefascineerd. De stukken met een suggestieve titel hebben me altijd meer aangesproken dan een werk als “sonate opus 10”. Dat betekent niets meer dan wat het is.
Freud zei dat hij niet in staat was plezier te beleven aan het luisteren naar muziek omdat hij er niet tegen kon om ontroerd te worden door iets wat hij niet kon verklaren. Dit in tegenstelling tot wat hem bij de andere kunstvormen overkwam. Haalt uw houding de gedachte van Freud onderuit, omdat u muziek met andere kunsten verbindt?
Je kunt hier op twee manieren naar kijken. Aan de ene kant is er de emotionele kwestie. Muziek brengt me op een plaats waar ik mijn emoties zichtbaar maak, iets wat in het dagelijks leven niet gebeurt. Bij muziek kan ik in de recitals door die muziek een diepe emotie doorgeven. Ik druk mijn emoties uit aan het publiek en dat is bijna als een omhelzing voor dat publiek opdat ze door de muziek die emoties voelen. Aan de andere kant zorgt de zoektocht van de muziek die naar andere gebieden verwijst ervoor dat je in contact komt met andere werelden. Bij de werken van Amílcar Vasques Dias die ik in Nederland ga spelen zit een stuk dat “Kuilvuur” heet omdat hij in de provincie Alentejo woont maar er is ook een parallel met het haardvuur van de Minho. Hij komt oorspronkelijk uit de Minho, uit Monção. Hij had heel duidelijke herinneringen aan de cyclus van het vlas zoals zijn oma die kende. In die partituur stoppen we vrouwen die de bewerkingen uitvoeren zoals het vlas braken, hekelen en spinnen. Het idee is dat de pianist die de partituur pakt niet wil weten wat hekelen is, en aan de muziek denkt als iets abstracts. Maar ik voeg een citaat toe van een musicoloog die zegt dat muziek naar niets bijzonders verwijst, maar dat als we ons er wel iets bijzonders bij voorstellen, onze manier van zien en horen verandert. Het is een kwestie van keuze.
Hoe bent u bij de piano uitgekomen?
Ik heb aan het Conservatorium van Braga gestudeerd. Jarenlang was dat de enige school in Portugal met geïntegreerd onderwijs. Mijn ouders vonden het een goede school en meenden dat een goede opleiding ook muziek inhield. De piano was geen bewuste keuze. In die tijd wilde ik eigenlijk zingen, maar daar was ik te jong voor. Niet dat ik een geweldige stem heb, maar ik vind zangers geluksvogels zonder dat ze dat beseffen. Omdat ze niet alleen mooie muziek hebben, maar ook in contact staan met mooie gedichten en de mogelijkheid krijgen om verschillende talen te leren. Ik heb de piano gekozen en het is nooit bij me opgekomen om te veranderen. Een andere belangrijke kwestie in mijn levensloop is dat ik tegelijkertijd op ballet ging. Ik ben eraan gewend muziek met mijn lichaam te voelen. Dat was in slaap gesukkeld. Later bleek ik geen goede voeten voor het ballet te hebben, en ik heb voor de piano gekozen, ondanks dat ik erg veel van dans hield. Maar enkele jaren later kwam de dans weer op mijn pad.
Werkt u regelmatig met dans?
Vandaag de dag werk ik met choreografen als Tânia Carvalho, Victor Hugo Pontes, en die kwestie van het lichaam dook weer op.
Is er sprake van een eigen compositie?
In enkele gevallen wel. Tot 2013 heb ik niets gecomponeerd. Vanaf die tijd heb ik dit duo voor piano en elektronica opgericht, waarmee ik al drie cd’s heb gemaakt. Het zijn meer experimentele composities. Ik zou geen symfonie kunnen componeren omdat ik er de techniek niet voor heb.
Toen u voor de piano koos, merkte u toen een bijzondere voorkeur voor het instrument?
Ja, ik vond het erg leuk om piano te spelen en ik heb veel geluk gehad met mijn eerste lerares, Ema Pais Martins. Ze heeft me een grote liefde voor het podium bijgebracht, die plechtige omgeving van het podium en het delen met het publiek. Dit in tegenstelling tot veel leraren die als de leerling bijna op het podium staat nog zeggen dat hij niet goed is voorbereid. Op het kritieke moment waarop je een keuze moet maken (9e jaar) twijfelde ik nog erg, maar het liefst speelde ik piano. Op dat moment wist ik nog niet hoe mijn leven eruit zou gaan zien. Toen besloot ik ermee verder te gaan. Ik ben een jaar naar Londen gegaan, naar de Royal Academy of London, maar daarna heb ik gekozen voor een opleiding in Portugal. Dat jaar in Londen is heel belangrijk geweest omdat ik op een school zat met veel geld, veel middelen en dat heeft mijn horizon aanzienlijk verbreed. Daarna ben ik naar Lissabon gegaan, maar toen had ik al een dynamiek, een drive om dingen en projecten met vrienden te doen, die voortkwam uit dat jaar in een grotere stad.
Wanneer kwam het besef dat uw loopbaan zich niet zou beperken tot de gewone concertzalen en dat de wereld groter is en dat u op verschillende gebieden kan werken?
Misschien nadat ik de prijs voor Jonge Musici van de Portugese radio had gewonnen, die een prijs uitlooft voor die canon van de klassieke muziek. Na die prijs heb ik zelfs met het Gulbenkian-orkest gespeeld in de concertzaal Casa da Música (in Porto). Ik heb Ravel gespeeld. In die tijd deed ik een project met twee bevriende acteurs die aan een casting gingen meedoen. Ik heb ze informeel voorgesteld om hen op de piano te begeleiden, zodat ze misschien meer zouden opvallen. We hebben niet eens gerepeteerd. Het ging allemaal heel informeel. Daarna zag ik een optreden van Tânia Carvalho dat voor mij heel belangrijk is geweest. Het had als titel “Een snelheid die traag lijkt”. Zij speelde piano en danste. Toen ik dat optreden zag, kreeg ik opeens door dat het mogelijk is de twee gebieden samen te brengen. Ik heb met haar gesproken en haar gezegd dat als ze ooit iets met een pianist zou willen doen, ik heel graag zou willen. Ze heeft toen een solostuk voor mij gemaakt waarin ik speelde en danste. Het is een optreden dat nu nog gespeeld wordt. Dat gebeurde tussen 2008 en 2009. Ik merkte dat ik erg veel plezier aan andere dingen beleefde.
Is er altijd ruimte voor vernieuwing?
Ja. Dat is het geval met het recital dat bij mijn nieuwe plaat hoort, en dat ik al op verschillende plaatsen heb gespeeld. Aangezien ik nu iets nieuws wilde, ga ik werken met de groep “Sopa de Pedra”. Zij gaan uit van deze stukken, maar het verandert het concert. “Sopa de Pedra” is een groep meisjes die traditionele muziek a capella zingt. Voor hen is het ook vreemd en vernieuwend om met een pianist te werken. Voor mij is het geweldig, omdat ik door hen in andere contexten werk. Het is duidelijk dat voor mij een van de mooiste dagen van mijn leven de dag was waarop ik optrad in het Grande Auditório van de Gulbenkian Stichting in januari. Dat maakte deel uit van een cyclus met vrouwen, maar ik vind dat net zo mooi als een privé concert met 40 mensen waar ik heel direct deel wat ik doe. Als je één richting inslaat, mis je veel realiteiten. Ik ontdek een weg waarbij ik me lekker voel. Als er geen emotionele band bestaat met wat je doet, ben je veel onzekerder.
Hoe zijn uw becommentarieerde concerten?
Bijvoorbeeld die uitgaan van Eric Satie heb ik opgedeeld in drie blokken van 15 minuten. Voor elk blok leg ik uit waarom ik een stuk instudeer, ik vertel iets over het leven van de componist. Ik speel bijvoorbeeld muziek van John Cage, die een groot bewonderaar van Satie was, wat veel mensen niet weten. Hij heeft hem in de jaren 1940 ontdekt en misschien is het dankzij hem dat we Satie kennen. John Cage is meer bekend door “4’33”, door die muziek die vooral geluiden heeft, maar hij heeft meer melodische en heel mooie muziek, waarvan je nooit zou zeggen dat het John Cage was. Het stuk dat ik speel heet “In a Landscape”. Het is gecomponeerd toen Cage Eric Satie ontdekte. Ik speel muziek van Victor Rua, die ook heel experimenteel is, maar die ook een ontzettend melodieuze muziek heeft die onbekend is.
Bent u weg bij de universiteit?
Ja. Ik heb die vrijheid nodig. Ik ben verbonden aan het Centrum voor Sociologie en Muzikale Esthetiek van de Universidade Nova in Lissabon, maar mijn onderzoek verloopt via verschillende projecten. Ze hebben mijn nieuwe plaat gefinancierd. Ze gaan de plaat van Satie betalen die ik in de zomer ga opnemen. Mijn band met het academisch milieu ligt meer in het onderzoek van creatieve processen.
Hoe verklaart u uw fascinatie voor de muziek van Satie?
Dat ging bij toeval. In 2010 waren er de Muziekdagen in het CCB, die nog plaatsvinden. Een vriend stelde me voor om een recital te bedenken met muziek van Satie. Ik heb een recital samengesteld met de titel “Eric Satie de peripateticus”. Dat omdat hij elke dag lange wandelingen maakte, en men zegt dat hij gedurende die wandelingen zijn muziek bedacht. Zozeer dat er een ritmische kant is die daarmee te maken kan hebben. Het idee van het recital was de muziek van Satie af te wisselen met die van andere componisten die net als hij geen bepaalde canon volgen. Muziek van Satie gemengd met Arvo Pärt, John Cage, Scriabin, John Adams en andere. Zoals altijd was ik er erg in geïnteresseerd om de context van de muziek te leren kennen, en ik begon een onderzoek naar de muziek en het leven van Satie. Ik raakte gefascineerd door zijn innerlijke wereld. Hij schreef, hij tekende. Op 2012 bezocht ik zijn graf in Parijs. Toen ik merkte dat in 2016 zijn 150e geboortedag was, voelde ik dat ik daar iets mee moest doen. Ik kwam op het idee om dat te vieren met een concert per maand op twaalf Portugese plaatsen. Dat werden er uiteindelijk 17. Naast het concert heb ik lezingen op muziekscholen gehouden waar ik over de muziek van Satie sprak. Satie lijdt een beetje aan het syndroom van de bands die slechts één hit hebben en van wie de mensen verder niets kennen. Ik heb de uitgave van een partituur van Satie gecoördineerd.
En ondertussen heeft u “Vexations” uitgevoerd. Hoe ging dat?
Dat was een avontuur. Ik heb het al twee keer gedaan. Van mijn kant is het erg intuïtief. In 2016 was het thema van het festival “Efemere tuinen” in Viseu de tijd. Omdat ik doordrenkt was van Satie, heb ik de programmeuse voorgesteld om het stuk te blijven spelen. Dat heb ik 16 uur lang gedaan. In 2018 heb ik het op uitnodiging van de stichting bij Gulbenkian gedaan voor het festival “Pianomania”. Dat duurde 15 uur. Het ging beide keren anders. Ik kreeg heel interessante reacties van het publiek. Sommige mensen bleven er urenlang. Een vriendin vertelde me dat ze een mevrouw hoorde zeggen “het is erg saai, maar ik kan niet weggaan”. Het is muziek met een herhaald thema. Voor mij waren het behalve een atletische kwestie twee prachtige momenten. Fysiek erg zwaar. Ik stond niet op, ik at niet. Tegelijkertijd was het een devotie en een delen van de muziek, die volgens mij de mensen raakt.
Is er sprake van een bijna mystieke houding?
Ja, sommigen associëren het met een mantra, want een muzikale zin die twee minuten duurt wordt eindeloos herhaald. En er is de meditatieve kant in actie. Met de drukte die onze dagen beheerst, is het bijna therapeutisch.
(Vertaling: Hennie Bos)
PT
Sempre me fascinou a possibilidade de imaginar a arte através da música
As palavras escorrem-lhe pelo corpo com a paixão e a envolvência de quem faz do sentir e do viver cada instante um ato de graça. Há um glorioso encantamento no modo como, ao falar das músicas da sua vida, se revela uma artista sem fronteiras. Para a pianista portuguesa Joana Gama (. 1983) o mundo é o mundo todo. Não se circunscreve aos estreitos limites de uma visão compartimentada e demasiado presa a um estilo, a uma visão, a uma forma, a um contexto. Os seus contextos são um livro tão aberto, quanto disponível para a cada momento serem imaginadas novas viagens.
Com participações e colaborações em projetos de música erudita, mas de igual forma empenhada em projetar o seu saber e o seu imaginário nas áreas da dança, do cinema, do teatro e da música experimental, tem vindo a gravar com editoras como Room40, mpmp, Shhpuma e Pianola.
Em 2017, Joana Gama doutorou-se na Universidade de Évora com a tese intitulada “Estudos interpretativos sobre música portuguesa contemporânea para piano: o caso particular da música evocativa de elementos culturais portugueses”. Com um percurso, até na sua formação escolar inicial, em que o ballet e o piano sempre respiraram em simultâneo, Joana Gama, atua ???? em Mesterdão ??? Nesta entrevista fala da sua imensa paixão pelo universo de Satie, dos múltiplos projetos em que está envolvida e, sobretudo de uma paixão: o piano, tocado sem amarras nem constrangimentos, numa atitude de sedutora liberdade.
Vai atuar este mês de maio na Holanda. Como serão esses concertos?
Na verdade terei 3 concertos na Holanda, no final de Maio, um deles no Contexto do Q.Festival da “Q.Art Events”. Isto acontece em simultâneo com o lançamento do meu novo disco, chamado “Viagens na Minha Terra”, que conta com duas obras para piano, uma de Fernando Lopes Graça e outra de Amílcar Vasques Dias. Estes concertos que vou fazer na Holanda são com música portuguesa.
Pode especificar?
Será um apanhado de obras de compositores portugueses às quais me tenho dedicado e no contexto do lançamento deste disco, editado pela Grand Piano Records, uma editora ligada à Naxos. Vou fazer concertos comentados em que junto obras portuguesas e música de Satie, que são duas paixões às quais tenho dedicado bastante tempo. Estas peças de Lopes Graça e Amílcar Vasques Dias foram estudadas no âmbito do meu doutoramento, feito em Évora, que acabei em 2017. Fiz um estudo teórico e um estudo prático das obras. Os concertos comentados são uma forma de partilhar o que estudei sobre elas.
A música portuguesa tem sido uma constante nos seu percurso?
Sim. Desde que fui estudar para a Escola Superior de Música em 2002, dava-me muito gozo trabalhar na estreia de obras. Trabalhei muito em contacto com compositores. A questão é ir sempre tocando alguma música portuguesa, porque o cânone da música clássica em geral é sempre música de outros países. Faço questão de manter música portuguesa nos meus concertos.
O cânone da música clássica faz com que o reportório seja muito repetitivo?
É verdade. Fui para a Escola Superior a achar que queria ser uma pianista convencional de música romântica mas fui percebendo que não era esse o meu caminho.
O que a levou a fazer essa rotura?
Várias questões. Se calhar nunca houve uma decisão consciente. Fui-me apaixonando pelo trabalho com outras áreas e fui diversificando. Hoje em dia sou pianista, mas faço muito trabalho com artes performativas, como dança e teatro ou até cinema. Ao ir para outras artes fui modificando o tipo de reportório que tocava. Percebi que me dava mais gozo trabalhar na estreia de obras. Era a emoção de estar a tocar uma obra pela primeira vez em vez de estar a fazer mais uma interpretação de uma sonata de Beethoven ou um noturno de Chopin.
A nossa conversa é feita na véspera do 25 de abril, data em que se comemora o fim da ditadura e a conquista da liberdade em Portugal. O caminho que seguiu, o reportório que mais lhe interessa, teria sido possível caso não tivesse ocorrido essa transformação democrática no país?
Penso muito nisso. Não só em relação ao 25 de abril mas também a contextos políticos e sociais que, no meu caso, me deixaram fazer o que faço. Desde logo o facto de ser mulher, que em muitos casos impossibilita as pessoas de fazerem o que gostam. O facto de ser arte, uma coisa que não é prática e não considerada necessária para muitos sistemas políticos. No caso de Portugal, com Salazar, ou se o regime continuasse no poder, nada disto teria sido possível. Penso muito nisso e é por isso que valorizo muito o que faço. Tento seguir os sonhos que tenho. Tenho muitas ideias de coisas que gostava de fazer. A minha vida é mais importante do que achava que podia ser.
Porquê?
Quando estudei no Conservatório de Braga a minha perspetiva do que poderia ser a minha vida, do que via à minha volta num espetro pequeno, é que as pessoas davam aulas e eventualmente, se tivessem sorte, podiam fazer um ou outro concerto. Fui sempre seguindo a minha intuição, tentando ter o contexto para conseguir realizar os meus projetos e as coisas têm-me corrido bem, também porque faço por elas. Hoje não dou aulas. Fiz o meu doutoramento. Vou fazendo trabalho académico, mas como “free-lancer”. Se quisesse só ser pianita de recitais de música convencional, se calhar não conseguiria subsistir só com isso. Os meus interesses são muito diversificados. Também o que faço é muito diversificado e isso possibilita que tenha uma vida de que gosto muito.
Como e que chega às colaborações regulares na área da dança e do cinema?
Isso mostra o quão diversificada é a minha vida. Por exemplo, estou a fazer a revisão das partituras de Lopes Graça e Amílcar Vasques Dias que são editadas em conjunto com o meu CD. Tenho passado os dias em frente ao computador a rever provas, não de texto, mas de música. Em 2016 fiz uma grande celebração à volta dos 150 anos do Eric Satie e quando lancei o disco, no final de 2017, comecei a fazer um novo recital com música de Satie, misturada com outros compositores. A isso associei um concerto para crianças, em escolas e famílias. É uma coisa que me dá muito prazer, passar esse meu gosto pela obra e pela vida deste compositor e começar também a introduzir o bichinho da música clássica. Eric Satie é um compositor que se misturou muito com a comunidade artística do início do séc. XX em Paris. Era muito amigo de Picasso, de Jean Cocteau. É um compositor que a partir dele posso falar de muitas outras áreas.
Por exemplo?
Com este incêndio da Catedral de Notre Dame refleti que nestes meus concertos sobre Eric Satie falo da catedral de Norte Dame, mostro-lhes um desenho da fachada, para mostrar que Satie gostava muito da arte gótica e que se sentava muito na catedral a admirar as ogivas daquelas janelas. Então há-de haver crianças que viram e agora, espero eu, se lembrem que falei nisso.
Tem outros projetos?
Tenho projetos de música mais experimental. Tenho um duo de piano e eletrónica com Luís Fernandes que me leva a tocar em festivais de música eletrónica. Participo como pianista e intérprete em peças de dança. Colaboro com festivais de dança e faço os meus recitais de música clássica, alguns deles comentados. Percebi há uns anos que uma das questões que me atraiu à música foi o facto de a poder relacionar com outras áreas. Uma das obras que me fascinou foi o ciclo “Anos de Peregrinação”, de Franz Liszt em que quase todos os andamentos desse ciclo remetem, ou para pinturas, ou para esculturas, ou para poemas. Essa possibilidade de imaginar a arte através da música foi algo que me fascinou desde sempre. Sempre me atraíram mais peças com um título sugestivo do que propriamente algo como “sonata opus 10”, em que aquilo não significa nada para além do que é.
Freud dizia ser incapaz de obter prazer a escutar música por não suportar comover-se com o que não sabia explicar, ao contrário do que lhe sucedia com as outras arte. A sua atitude é uma subversão deste pensamento de Freud, desde logo porque associa a música a outras artes?
Há duas maneiras de olhar para isso. Por um lado, a questão emotiva. A música põe-me num lugar em que deixo visíveis as minhas emoções, algo que no dia a dia não acontece. Com a música, nos recitais, consigo passar uma emoção profunda através daquela música. Exprimo emoções para o público e é quase como um abraço a esse público para que sintam através da música essas emoções. Por outro lado, a procura de música que remete para outras áreas faz com que se entre em contacto com outros universos. Nestas obras de Amílcar Vasques Dias que vou tocar na Holanda, a peça chama-se “Lume de Chão” porque vive no Alentejo mas faz também o paralelo com a lareira do Minho. Ele é minhoto, de Monção. Ele tinha memórias muito nítidas do ciclo do linho que a sua avó fazia. Nesta partitura vamos incluir mulheres com essas ações, como assedar, espadelar, fiar. A ideia é que o pianista que pegue na partirtura sem querer saber o que é assedar, e pensar na música como algo abstrato. Mas incluo uma citação de um musicólogo que diz que a música não remete para nada de especial, mas se imaginarmos esse algo de especial, de repente a nossa maneira de ver e ouvir, muda. É uma questão de escolha.
Como chegou ao piano?
Estudei no Conservatório de Braga. Durante muitos anos foi a única escola do país que tinha ensino integrado. Os meus pais acharam que era uma boa escola e que seria uma boa formação incluírem a música. O piano não foi uma escola consciente. Na altura até queria canto, mas tão pequena não era possível. Não é que tenha uma grande voz, mas acho que os cantores são uns sortudos e não têm essa noção. Porque têm, não só música belíssima, como têm contacto com poemas belíssimos e depois a possibilidade de aprender várias línguas. Escolhi o piano e nunca pensei em mudar. Outra questão importante no meu percurso é que, ao mesmo tempo, comecei a fazer ballet. Habituei-me a sentir a música com o corpo. Isso ficou adormecido. Depois tinha maus pés para ballet, e optei pelo piano, apesar de gostar muito da dança. Só que passados uns anos a dança veio ter comigo.
Trabalha regularmente na área da dança?
Hoje em dia trabalho com coreógrafos como a Tânia Carvalho, Victor Hugo Pontes, e essa questão do corpo veio cá ter novamente.
Há alguma componente de composição própria?
Em alguns casos sim. Até 2013 nunca compus nada. A partir daí criei este duo de piano e eletrónica, com quem já fiz três discos. São composições mais experimentais. Não poderia compor uma sinfonia porque não tenho técnica pra isso.
Quando opta pelo piano, revela-se depois uma apetência especial pelo instrumento?
Sim, eu gostava muito de tocar piano e tive muita sorte com a primeira professora, Ema Pais Martins. Incutiu-me um grande gosto pelo palco, essa solenidade de estar em palco e da partilha com o público. Ao contrário de muitos professores que com o aluno quase a entrar em palco ainda estão a dizer que não está preparado. Na altura crítica em que se tem que escolher a área (no 9ºano), tinha muitas dúvidas, mas o que mais gostava de fazer era tocar piano, sem saber ainda o que seria a minha vida. Então decido seguir. Estive um ano em londres na Royal Academy of London, mas depois acabei por decidir fazer o curso em Portugal. Esse ano em Londres foi importantíssimo porque estive numa escola com muito dinheiro, muitos recursos e que me abriu imenso os horizontes. Depois fui para Lisboa já com uma dinâmica, uma vontade de fazer coisas e fazer projetos com amigos, que veio desse ano numa cidade maior.
Quando começa a ganhar consciência de que o seu percurso não se resumirá à sala de concertos convencional e que o mundo é muito maior e pode trabalhar em diferentes áreas?
Talvez depois de ter ganho o prémio Jovens Músicos, da RTP, que premeia esse cânone da música clássica. Depois desse prémio até toquei com a Orquestra Gulbenkian na Casa da Música. Toquei Ravel. Nessa altura fiz um projeto com dois amigos atores que iam participar num concurso. Informalmente sugeri-lhes que podia acompanhá-los ao piano, talvez até para parecerem mais excêntricos. Nem ensaiámos. Foi tudo muito informal. Depois vi um espetáculo que para mim foi muito importante, da Tânia Carvalho, intitulado “Uma velocidade que parece uma lentidão”, em que ela tocava piano e dançava. Ao ver aquele espetáculo, de repente percebii que era possível juntar as duas áreas. Falei com ela. Disse-lhe que se um dia quisesse fazer um trabalho com uma pianista, eu gostaria muito. Ela acabou por fazer um solo para mim, em que eu tocava e dançava. É um espetáculo que ainda hoje está a ser rodado. Isto aconteceu entre 2008 e 2009. Percebi que me dava muito prazer fazer outras coisas.
Há sempre espaço para a inovação?
Sim, é o que acontece com o recital que acompanha este meu novo disco e que já tenho apresentado em vários locais. Como agora queria algo de novo, vou trabalhar com as “Sopa de Pedra”, que parte destas peças, mas que vai modificar o concerto. As “Sopas de Pedra” é um conjunto de raparigas que canta música tradicional “à cappela”. Para elas será também estranho e inovador trabalhar com uma pianista. Para mim será ótimo, porque através delas vou trabalhar em contextos diferentes. Obviamente que para mim, um dia dos dias mais felizes da minha vida foi tocar no Grande Auditório da Fundação Gulbenkian em janeiro, num ciclo de música no feminino. Mas tanto dou valor a isso como valorizo fazer um concerto privado com 40 pessoas em que partilho de uma forma muito direta o que faço. Quando se toma um só caminho, perde-se muitas realidades. Estou a descobrir um caminho com que me sinto confortável. Se não há relação emocional com o que se está a fazer, a insegurança é muito maior.
Como são os seus concertos comentados?
Nos concertos que tenho feito a partir de Eric Satie, divido-o em três blocos de 15 minutos e antes de cada bloco explico porque é que estudo as peças, conto algum pormenor da vida dos compositores. Por exemplo, toco música de John Cage, que era um grande admirador de Satie, o que muita gente não sabe. Descobriu-o nos anos 1940 e se calhar graças a ele é que conhecemos o Satie. O John Cage é mais conhecido pelos “4’.33’’”, por aquelas músicas mais de ruídos, mas tem música mais melódica e muito bonita, que as pessoas nunca diriam que é de John Cage. A peça que toco, chamada “In a Landscape”, foi composta quando Cage descobriu Eric Safie. Toco música de Victor Rua, que também é muito experimental, mas que também tem uma música extremamente melodiosa que as pessoas não conheciam.
Abandonou a Universidade?
Sim. Preciso desta liberdade. Estou ligada ao Centro de Sociologia e Estética Musical da Universidade Nova, de Lisboa, mas a minha investigação vai sendo através dos diferentes projetos. Financiaram este meu novo discos. Vão financiar o disco de Satie que vou gravar no Verão. A minha ligação ao meio académico é mais em termos de investigação em processos criativos.
Como explica esse seu fascínio pela música de Satie?
Foi um acaso. Em 2010 havia os Dias da Música, no CCB, que continuam. Um amigo sugeriu-me pensar num recital com música de Satie. Construi o recital intitulado “Eric Satie o peripatético”, porque ele fazia longas caminhadas diariamente, e diz-se que era durante essas caminhadas que pensava na música. Tanto é que há todo um lado compassado que pode ter a ver com isso. A ideia do recital foi intercalar a música de Satie com a de outros compositores que, tal como ele, não seguiram nenhum cânone. Misturava música de Satie com Arvo Pärt, John Cage, Scriabin, John Adams e outros. Como sempre tive muito interesse em perceber os contextos da música, comecei a investigar sobre a música e a vida de Satie. Fiquei fascinada com o seu mundo interior. Escrevia, desenhava. Em 2012 fui a Paris à sua campa. Quando me apercebi que em 2016 se completavam 150 anos do nascimento de Eric Satie senti que tinha de fazer alguma coisa. Tive uma ideia de criar uma celebração materializada num concerto por mês em doze sítios portugueses. Acabaram por ser 17. A par do concerto fiz palestras em escolas de música para falar da música de Satie. Satie padece um pouco daquele síndroma das bandas que só tem um “hit” e as pessoas não conhecem mais nada. Coordenei a edição de uma partitura de Satie.
No meio disso faz as “Vexations”. Como foi isso?
Foi uma aventura. Já fiz duas vezes. Há muita coisa que é muito intuitiva da minha parte. Em 2016, o tema do festival “Jardins Efémeros”, em Viseu, era ‘O tempo’. Como estava imbuída do Satie, propus à programadora fazer essa performance em duração da peça. Fiz durante 16 horas. Em 2018 fiz na Gulbenkian, a convite da Fundação, para o festival “Pianomania”. Foram 15 horas. Foi diferente nos dois casos. Tive reações muito interessantes do público. Houve pessoas que ficaram lá imensas horas. Uma amiga contou-me que uma senhora dizia: “isto é muito entediante, mas não consigo ir-me embora”. Aquilo é música sempre a repetir a mesma coisa. Para mim, mais do que uma questão atlética, foram dois momentos muito bonitos. Embora muito duros fisicamente. Não me levantava, não comia. Ao mesmo tempo era uma devoção e uma partilha desta música, que acho que toca as pessoas.
Há aí uma atitude quase mística?
Sim, há quem associe isto quase a um mantra, porque é repetir uma frase musical que dura dois minutos “ad eternum”. E há o lado meditativo em ação. Com a vertigem que são os nossos dias hoje em dia, é quase terapêutico.